Online hulpverlening en drop-out

online hulpverlening dropout

Onlangs verscheen in Psy een artikel met als titel ‘Waarom haken zoveel online cliënten af?’, van auteur Marty Van Kerkhof. Een terechte vraag. Hoewel men de vraag ook andersom kan stellen: ‘Waarom doen zoveel mensen beroep op online hulpverlening en waarom houden ze vol?’.  Dit neemt niet weg dat we ook bij online hulpverlening moeten proberen na te gaan hoe het aanbod kan verbeterd worden, niet in de laatste plaats door te luisteren naar wat cliënten ons kunnen leren.

Frank Schalken vermeldde reeds in het Handboek Online Hulpverlening dat online contacten ‘vluchtiger’ van aard kunnen zijn, waardoor cliënten mogelijk sneller afhaken. Dat er hoge drop-out cijfers genoteerd worden bij online zelfhulpprogramma’s  hoeft op zich niet te verbazen. We weten echter weinig of niets over de beweegredenen van deelnemers om dergelijke zelfhulp te stoppen. Wel zijn er duidelijke aanwijzingen dat zelfs ‘pure’ zelfhulpprogramma’s significante veranderingen kunnen teweeg brengen. Dit werd o.a. aangetoond door Heleen Riper i.v.m. het zelfhulpprogramma ‘Minder Drinken’.

Volgens onderzoekster Marloes Postel noteert men bij de deelnemers van Alcoholdebaas.nl ongeveer de helft afhakers, tijdens de drie maanden durende begeleiding. Op zich zeker niet slecht wanneer men dit vergelijkt met de drop-out cijfers van de ambulante en polyklinische alcohol- en drugbehandelingen (wanneer hierover al eenduidige gegevens bekend zijn). Europees noteert men in dit verband cijfers variërend tussen 44 en 74%.

Deelnemers die een online behandeling afbreken geven daar diverse redenen voor op, zoals: tijdsgebrek, het programma is te intensief of het online werken blijkt toch niet te bevallen. Daarnaast ‘verdwijnen’ een aantal deelnemers zonder enige reden op te geven. Het moment waarop ze dat doen is natuurlijk ook van belang. Bij Alcoholhulp.be zien we dat de overgrote meerderheid van deze drop-outs vlak na de aanmelding voorkomen, dus op een moment dat er nog geen of slechts minimaal contact geweest is met een hulpverlener. Mogelijk hebben ze zich aangemeld uit nieuwsgierigheid, om na te gaan wat het programma precies inhoudt. Bij een website zoals Alcoholhulp kan het natuurlijk ook gaan om aanmeldingen die letterlijk in een bui van ‘dronken overmoed’ plaatsvinden. Opmerkelijk is echter dat deze ‘plotse verdwijningen’ veel minder voorkomen wanneer er effectief contact gelegd is met een hulpverlener (dus na 1 of 2 chatgesprekken). Dan daalt het percentage van deze afhakers naar 13%, wat relatief laag is voor deze doelgroep.

Van de ‘uitvallers’ bij Alcoholdebaas vindt Marloes Postel diegenen die stoppen omdat ze tevreden zijn over wat ze op dat moment bereikt hebben, het meest interessant. Zijn dit wel ‘drop-outs’ of zijn het eerder mensen die ‘meer zorg krijgen dan ze eigenlijk nodig hebben’? Dit doet ons denken aan een onderzoek, in een heel andere context weliswaar, van Vandereycken & Devidt. Zij deden onderzoek bij patiënten met eetproblemen in een residentiële setting. Hierbij vonden ze o.a. opvallende verschillen tussen beoordelingen door patiënten en die door hun begeleiders. Patiënten vonden dikwijls dat ze ‘voldoende vooruitgang geboekt hadden om op eigen benen verder te gaan’, terwijl hun begeleiders eerder spraken in termen van ‘ja, maar… (nog niet genoeg)’.Vandereycken concludeert dat wat hulpverleners als ‘voortijdig beëindigen van therapie’ beschouwen, door patiënten dikwijls ervaren wordt als een positieve beslissing en niet zozeer als een vlucht.

Wat de vergelijking online vs. ambulant betreft merkt Marloes Postel van Tactus terecht op dat de term ‘drop-out’ nogal eens op verschillende wijze geïnterpreteerd en gescoord wordt. Als bijvoorbeeld een cliënt na vijf van de twaalf sessies stopt, wordt dat online een ‘drop-out’ genoemd. In het reguliere circuit, wordt dan soms  ‘beëindigd in wederzijds overleg’ gescoord. Een gebruik dat ons bekend voorkomt, zeker wanneer het voordien met de betreffende cliënt relatief goed ging. Interpretatie van drop-out cijfers bij online interventies blijven vrij gebrekkig wanneer er geen eenduidige vergelijkingen kunnen gemaakt worden met cijfers uit de ambulante of polyklinische sector. In de praktijk blijken deze laatste cijfers nogal eens te ontbreken.

Los van de cijfers op zich is het natuurlijk interessant om de gang van zaken bij online hulpverlening grondig door te lichten. Dit is alleszins het opzet van ggz-instelling Dimence en de universiteit van Twente, wat betreft internetbehandelingen voor angst- en stemmingsstoornissen. We zijn benieuwd naar hun bevindingen.

Lees hier het Psy artikel

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *