Onderzoek onlinehulp in Vlaanderen
Het online aanbod van verschillende websites die gebruikt worden in de CGG en aanverwante diensten uit de verslavingszorg (Depressiehulp.be, Alcoholhulp.be, Cannabishulp.be, Drughulp.be, Gokhulp.be) genereert op dit ogenblik reeds een grote hoeveelheid aan gegevens. Deze gegevens bieden unieke kansen naar bruikbare inzichten met betrekking tot de toegankelijkheid, werkwijze van hulpverleners, gebruik en ‘user-experience’, en effectiviteit van online hulpverlening in Vlaanderen.
Prof. Patrick Luyten (KULeuven): “Naar het voorbeeld van gelijkaardige internationale programma’s, zoals het Improving Access to Psychological Therapies (IAPT) programma in het Verenigd Koninkrijk (Clark, 2018), kunnen deze gegevens gebruikt worden voor de verdere ontwikkeling, bijsturing, disseminatie en implementatie van online hulp. Zodoende kan de kwaliteit van zorg verbeterd worden.”
Internationaal onderzoek als voorbeeld
Uit internationaal onderzoek blijkt dat monitoring- en procesonderzoek, zowel bij face-to-face als bij online hulp, leidt tot betere resultaten en grotere tevredenheid bij zowel cliënten als hulpverleners (Barkham, Mellor-Clark, & Stiles, 2015; Clark et al., 2018; Gyani, Shafran, Layard, & Clark, 2013; Lambert, 2017; Pybis, Saxon, Hill, & Barkham, 2017).
Het grootschalige IAPT programma in het VK, bijvoorbeeld, levert jaarlijks een rapport af over het gebruik en de effectiviteit van psychotherapie (inclusief online hulp) (Clark, 2018; Richards et al., 2018). Hierbij is vooral opvallend hoe maatregelen genomen op basis van deze exhaustieve rapporten de effectiviteit van psychologische zorg heeft vergroot doorheen de jaren, via het bijsturen van bestaande programma’s. Dit toont aan hoe belangrijk systematisch monitoring- en procesonderzoek is voor grootschalige initiatieven in de geestelijke gezondheidszorg (IAPT, 2012; Lambert, 2017). Zonder dergelijke cijfers varen we dus eigenlijk blind…
Hoe kunnen we dat onderzoek voeren bij onze websites?
Bij de verschillende initiatieven (Depressiehulp, Alcoholhulp, etc.) willen we aan constante monitoring en procesonderzoek gaan doen met het oog op kwaliteitsverbetering. Daarvoor zullen er in 2019 nieuwe meetsystemen ingebouwd worden om antwoorden te krijgen op diverse vragen die relevant zijn voor de verdere ontwikkeling en bijsturing. Maar ook om feedback te kunnen leveren aan organisaties en hulpverleners, om de training en het hulpverleningsproces te verbeteren en implementatie te bevorderen.
Welke antwoorden zoeken we?
1. Aantal en type van online aanmeldingen
- Hoeveel mensen melden zich jaarlijks aan?
- Wat is hun profiel: geslacht, leeftijd, sociale omstandigheden, aanmeldingsproblematiek in EPD-termen en scores op in routine zorg gebruikte meetinstrumenten (zoals de PHQ-9 voor depressie, de AUDIT voor alcohol, enzovoort)?
- Gaat het om cliënten met milde tot matige problemen, of met een complexe problematiek? Wat met comorbiditeit? Wat met bijkomende psychosociale problemen?
2. Hoe gebruiken cliënten en hulpverleners de online programma’s
- Hoeveel cliënten stromen in bij online zelfhulp, en bij hoeveel patiënten wordt online hulp aangeboden met ondersteuning door een hulpverlener, al dan niet gecombineerd met face-to-face gesprekken?
- Hoeveel modules stellen hulpverleners ter beschikking aan patiënten? Zitten daar bepaalde patronen in, bijvoorbeeld in functie van patiëntkenmerken? Of beperken ze zich tot eerste modules of diegene waar ze zelf vertrouwd mee zijn?
- Welke modules worden intensief gebruikt door cliënten? Zijn er daarbij belangrijke verschillen tussen modules? Moeten we sommige modules uitbreiden/inperken/veranderen in functie van deze resultaten?
3. Effecten van online hulp
- Hoe effectief is online werk in het reduceren van klachten, gebruik makend van in de routinepraktijk gebruikte instrumenten, zoals de PHQ-9 (depressie), Audit (alcohol), Cudit (cannabis), Assist (drugs) en SOGS (gokken)? Hoe verhouden deze cijfers zich tot resultaten nationaal en internationaal (benchmarking)?
- Naast klachtenreductie is het zeker zo belangrijk om na te gaan in hoeverre cliënten verbetering ervaren van hun algemene levenskwaliteit. In het kader van de herstelgedachte is dit mogelijk zelfs belangrijker.
- Hoe tevreden zijn cliënten over het online aanbod en de begeleiding die ze hierbij al dan niet krijgen?
- Verhoogt de combinatie van online werken met begeleiding en/of face-to-face gesprekken de effecten van onze zorg? Bij wie wel en bij wie niet?
- Is het aantal (online) contacten tussen cliënt en hulpverlener van belang?
- Welke patiëntkenmerken voorspellen uitkomsten in positieve of negatieve zin?
- Wat is de typische ‘drop out’ bij online zelfhulp, bij begeleide online hulp en bij blended care? Hoe verhoudt dit zich tot ‘drop out’ bij face-to-face begeleidingen?
- Hoeveel van de patiënten die in online hulp zijn geweest tonen terugval en hoeveel patiënten stromen terug bij een CGG in (al dan niet in combinatie met online hulp)? Wat zijn met andere woorden duurzame effecten?
4. Is er een verband tussen het concrete gebruik van online hulp en de ‘outcome’?
- Is er een relatie tussen het aantal of het type online modules die gebruikt worden en de doelmatigheid van het aanbod?
- Is er een relatie tussen de frequentie of intensiteit van het gebruik van online modules en de effecten ervan?
Kwalitatieve en inhoudelijke analyse
Naast bovenstaande kwantitatieve gegevens kan ook kwalitatief en inhoudelijk onderzoek gebeuren. Want meten is vaak slechts gedeeltelijk weten… Het geeft ons een beeld over ‘wat‘ er gebeurt, maar niet noodzakelijk over het ‘waarom‘. We weten eigenlijk nog relatief weinig over hoe cliënten online interventies ervaren en gebruiken.
Onderzoek van de ‘user experience‘ (UX) door middel van observatie en interviews kan ons inzichten brengen die meer opleveren dan onze interpretaties van cijfermateriaal. Cijfers kunnen aantonen ‘hoeveel mensen op een link geklikt hebben’ of ‘hoeveel bezoekers een oefening niet afwerkten’, terwijl observatie en dialoog ons kunnen zeggen waarom dat gebeurde. Ander ‘UX research‘ leert ons dat er geen massale ondervragingen hoeven plaats te vinden bij een hele doelgroep. Tien tot twintig proefpersonen zijn vaak reeds voldoende om betekenisvolle aanwijzingen te krijgen. Meer nog, dergelijk onderzoek zou best gebeuren voor en tijdens de technische ontwikkeling, niet erna.
Een ander inhoudelijk aspect is de stijl die een online hulpverlener hanteert. Het loont de moeite om de inhoud van online gesprekken (via berichten, chat of beeldbellen) te analyseren. Het zou ons kunnen leren welk soort interventies van hulpverleners het meest effect resorteren wat ‘outcome’ betreft. Zo suggereert een onderzoek van Paxling (2013) dat ’taakgerichtheid’ gecombineerd met ‘uitingen van empathie’, een betere uitkomst zou voorspellen dan ‘flexibiliteit over taakuitvoering’. Levert een ‘directieve’ houding online meer op bij therapie? En geldt dit voor alle types van cliënten?
Over de zogenaamde ‘therapeutische relatie‘ is het laatste woord evenmin gezegd. Het werd herhaaldelijk aangetoond dat dergelijke relatie zich ook online ontwikkelt (o.a. Andersson, 2012 en Bergman Nordgren, 2013). Maar in hoeverre deze doorslaggevend is voor het resultaat is zeker bij een online aanbod nog niet duidelijk.
Doelstellingen op langere termijn
Voor het beantwoorden van bovenstaande vragen, die cruciaal zijn voor de verdere ontwikkeling, training en verspreiding van online hulp, zou er best een structureel budget gereserveerd worden. Zeker omdat het belangrijke aanwijzingen kan geven voor de verdere ontwikkeling en bijsturing van webapplicaties, maar ook voor de meest doelmatige aanwending ervan. Uiteindelijk is de technologie niet doorslaggevend, maar wel hoe deze gebruikt wordt.
De resultaten van dit proces- en monitoringonderzoek kunnen dan aangewend worden om:
- De kwaliteit van online hulp bij te sturen (ontwikkeling van bijkomende modules, bijsturing van andere) zodat een betere afstemming op de noden van cliënten en hulpverleners plaats kan vinden
- De training van hulpverleners te verbeteren op basis van ‘user’ data.
- Het beleid rond online hulp mee te verankeren in solide cijfermateriaal. Hierbij denken we in de eerste plaats aan een jaarlijks rapport en vooral de verspreiding ervan via artikels, studiedagen, workshops en bijscholingen.
Referenties
- Andersson, G., et.al. (2012). Therapeutic alliance in guided internet-delivered cognitive behavioral treatment of depression, generalized anxiety disorder and social anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 50, 544-550.
- Barkham, M., Mellor-Clark, J., & Stiles, W. B. (2015). A CORE approach to progress monitoring and feedback: Enhancing evidence and improving practice. Psychotherapy (Chic), 52(4), 402-411. doi: 10.1037/pst0000030
- Bergman Nordgren, L., et.al.(2013). Role of the working alliance on treatment outcome in tailored internet-based cognitive behavioural treatment for depression: A qualitative study. BMC Psychiatry, 11, 107
- Clark, D. M. (2018). Realizing the Mass Public Benefit of Evidence-Based Psychological Therapies: The IAPT Program. Annu Rev Clin Psychol, 14, 159-183. doi: 10.1146/annurev-clinpsy-050817-084833
- Clark, D. M., Canvin, L., Green, J., Layard, R., Pilling, S., & Janecka, M. (2018). Transparency about the outcomes of mental health services (IAPT approach): an analysis of public data. Lancet, 391(10121), 679-686. doi: 10.1016/s0140-6736(17)32133-5
- Goodman, E., et.al. Observing the User Experience: A Practicioner’s Guide to User Research. Elsevier & MK, 2012.
- Gyani, A., Shafran, R., Layard, R., & Clark, D. M. (2013). Enhancing recovery rates: lessons from year one of IAPT. Behav Res Ther, 51(9), 597-606. doi: 10.1016/j.brat.2013.06.004
- IAPT. (2012). IAPT three-year report. The first million patients. London, UK: Department of Health.
- Krug, S. Don’t Make Me Think, Revisited: A Common Sense Approach to Web Usability. New Riders. 2014
- Lambert, M. J. (2017). Maximizing Psychotherapy Outcome beyond Evidence-Based Medicine. Psychother Psychosom, 86(2), 80-89. doi: 10.1159/000455170
- Pybis, J., Saxon, D., Hill, A., & Barkham, M. (2017). The comparative effectiveness and efficiency of cognitive behaviour therapy and generic counselling in the treatment of depression: evidence from the 2nd UK National Audit of psychological therapies. BMC Psychiatry, 17(1), 215. doi: 10.1186/s12888-017-1370-7
- Richards, D., Duffy, D., Blackburn, B., Earley, C., Enrique, A., Palacios, J., . . . Timulak, L. (2018). Digital IAPT: the effectiveness & cost-effectiveness of internet-delivered interventions for depression and anxiety disorders in the Improving Access to Psychological Therapies programme: study protocol for a randomised control trial. BMC Psychiatry, 18(1), 59. doi: 10.1186/s12888-018-1639-5