Congres online hulp 2012: over m-health

De vierde jaargang van het Congres Online Hulp was weer even goed georganiseerd als de vorige edities. Opnieuw was er een groot aanbod van interessante onderwerpen in de 19 workshops. Noodgedwongen moest je dus een selectie maken…
Topics die mij vooral opvielen dit jaar waren: de aandacht voor mobile health, ‘persuasive’ technieken bij het gebruik van online hulp en de vele malen dat het woord ‘kosteneffectiviteit’ viel.
In dit artikel beperk ik me tot wat aan bod kwam over ‘mobile health’, aangevuld met wat extra informatie en enkele bedenkingen.

m-health

Bijna onmiddellijk na de aftrap van coh2012 stak Frank Schalken van wal met ‘mobile health: klein scherm, groot effect?‘. In functie van online hulp schatte hij smartphones hoger in dan tablets, omdat je ze steeds op zak kan hebben (’therapist in your pocket’). Maar ook omdat de meer gesofisticeerde apparaten overweg kunnen met interne en externe sensoren, wat extra mogelijkheden biedt.

Voordelen

De voordelen van m-health zijn o.a. betere toegang tot zorg- en hulpverlening, notificaties (berichten) op maat, meer betrouwbare data (gebruikers kunnen hier-en-nu rapporteren en niet achteraf), snelle datatransmissie naar alle betrokkenen (hulpverlener, cliënt, familie,…), overal direct beschikbaar, en gebruiksgemak. Mogelijk wordt in sommige gevallen de ‘kosteneffectiviteit’ verbeterd. Bijvoorbeeld omdat consultaties of ziekenhuisopnames kunnen vermeden of beperkt worden. Verder kan de zelfredzaamheid vergroten en krijgen gebruikers meer mogelijkheden om de regie over hun therapie in eigen handen te houden.
Zie ook blog van Frank Schalken: ‘De 7 voordelen van m-health’

Enkele voorbeelden:

Bant (diabetes) (iPhone/Blackberry)

Deze Canadese app werd ontworpen voor jonge diabetes patiënten om op een eenvoudige wijze bloedglucose waarden te registreren. Gebruikers kunnen via de app ook contacten met elkaar onderhouden via een blog en een forum. Verder is er een spelelement ingebouwd, waardoor therapietrouw beloond wordt. Regelmatige registratie levert credits op om te spenderen bij iTunes. Data wordt ingevoerd vanaf een externe glucosemeter, via bluetooth.

Itareps (psychose)

In het Tsjechische Itareps project kunnen mensen met diverse psychotische stoornissen via hun mobiele telefoon dagelijks een screening doorlopen. Hun directe familieleden hebben eveneens die mogelijkheid. Deze data wordt verstuurd naar de behandelende psychiater. Enerzijds is het de bedoeling om snel te kunnen reageren op prodromale symptomen die een psychotische episode aankondigen. Anderzijds kunnen consultaties achterwege blijven wanneer cliënten het goed stellen. Uit een eerste onderzoek gedurende 1 jaar met 45 cliënten, bleek dat het aantal ziekenhuisopnames tijdens dat jaar significant gedaald was met 60%!
Meer over dit onderzoek

MATS (schizofrenie) en PRISM (bipolaire stoornis)

Een vergelijkbaar project is MATS (Mobile Assessment and Therapy for Schizophrenia). Hier worden geautomatiseerde tekstboodschappen gebruikt om data op te vragen bij cliënten rond psychotische symptomen, sociale contactname en inname van medicatie. Een begeleidend team kan dan ingrijpen wanneer er iets fout dreigt te lopen.

Een ander project gericht op cliënten met een bipolaire stoornis is PRISM (Personalized Real-Time Intervention for Stabilizing Mood). Via een app beantwoorden deelnemers geregeld vragen rond hun welbevinden en ’triggers’ die hen mogelijk uit evenwicht kunnen brengen. Op basis hiervan krijgen ze gepersonaliseerde boodschappen met suggesties die hen kunnen helpen om met problemen om te gaan.
Meer over MATS en PRISM

Cliënt ‘e-deeën’

Omdat de cliënt zelf de grootste expert is, werd door Altrecht GGZ aan cliënten gevraagd om zelf een e-health toepassing te bedenken. Vijf genomineerde ideeën werden gepresenteerd op het congres. Hierbij was opvallend dat 4 van de 5 voorstellen het gebruik van mobile apps inhielden.
Loopt hulpverlening achter de feiten aan?

Apps,  sensors & Big Data

apps
Maarten den Braber presenteerde op zijn beurt een overzicht van apps, sensoren en de mogelijkheden bij het verwerken van ‘Big Data’. Maarten is nauw betrokken bij Quantified Self, een verzameling mensen die geïnteresseerd zijn in ‘self-tracking’ (zie ook Quantified Self Amsterdam en de Quantified Self conferenties).

Apps vallen onder te verdelen in de categorieën: informatie, zelftests, ondersteuning en coaching, ’tracking’ (registratie), oefeningen en activiteiten. Er zijn ook veel mengvormen beschikbaar. Enkele voorbeelden:

Naast de talloze apps die kunnen gebruikt worden om allerlei parameters te monitoren (zoals gewicht, bloeddruk, stemming, enz.) beschikken smartphones over interne sensoren, en kan er verbinding gemaakt worden met externe hardware sensoren. Externe sensoren bieden het grote voordeel dat je smartphone niet permanent hoeft op te staan. Het zwakke punt van smartphones is immers nog altijd de beperkte capaciteit van de batterij. Data die verzameld wordt door externe sensoren kan platformonafhankelijk naar de smartphone worden overgezet via bluetooth. Voorbeeld: Q Sensor.
Het gebruik van sensoren kan o.a. het inzetten van bio-feedback mogelijk maken tijdens een training of behandeling.

Al dat geregistreer leidt tot het genereren van enorme hoeveelheden data, zowel op individueel als op groepsniveau (‘Big Data’), die kunnen aangewend worden voor onderzoek.

Meer en andere voorbeelden zijn te vinden in de presentatie op de website van Maarten den Braber

Kritische noten

kritische bedenkingen health apps
Apps zijn ‘in’ en dus ook een beetje een modeverschijnsel. Getuige hiervan de wildgroei van gezondheids-apps die je kan aantreffen in de Apple App Store en op Google Play. Het doet wat denken aan de tijd toen iedereen, dus ook hulpverleningsorganisaties, absoluut een website wilde ‘omdat alle anderen dat ook hadden’. Gevolg: talloze websites waar niemand naar omkijkt, noch de eigenaars, noch eventuele bezoekers.

Vraag is dikwijls: wie heeft deze app gemaakt en waarom? Het valt te betwijfelen dat alle apps betrouwbare informatie bevatten en dat ze correcte metingen weergeven. Sommige apps bevatten (al dan niet) verkapte reclame om allerlei ‘gezondheidsproducten’ aan te prijzen. Recent werden er zelfs apps aangeboden die ‘genezende krachten’ bezaten via licht, geluid of trillingen… De meest flagrante hocus-pocus zou ondertussen verwijderd zijn van de Apple App Store en Google Play, maar handige jongens zullen ongetwijfeld opnieuw proberen waardeloze dingen te verkopen onder het mom van ‘welzijn en gezondheid’.
John Grohol: ‘Think twice before buying that health app

Zijn apps echt ’the next big thing’? Hoeveel mensen gebruiken hun mobiele telefoon voor gezondheidsdoeleinden? De recente Pew studie geeft enkele cijfers over de Amerikaanse markt in 2012:

  • 85% van de volwassen Amerikanen bezitten een mobiele telefoon. Van deze groep beschikt 53% over een smartphone.
  • 1 op 3 mobiele gebruikers hebben gezondheidsinformatie opgezocht via hun toestel. Smartphone gebruikers scoren hoger op dit gebied met 52%, tegenover 6% van gewone mobiele telefooneigenaars.
  • Ongeveer 19% van de smartphone gebruikers beweert minstens 1 ‘health app’ geïnstalleerd te hebben.
  • De overgrote meerderheid van deze ‘health apps’ hebben echter betrekking op diëten, beweging en gewichtsverlies. Van de overige apps heeft slechts een kleine minderheid betrekking op  ‘disease management’, ‘medication adherence’ of het beheren van ‘personal health records’.

Het feit dat 19% van smartphone eigenaars gezondheids-apps geïnstalleerd heeft, zegt natuurlijk nog niets over het feit of ze deze toepassingen ook effectief gebruiken.

Frank Schalken merkt terecht op dat apps in eerste plaats als hulpmiddel dienen ingezet te worden bij mensen die procesmatige of langdurige hulpverlening nodig hebben. Waarom zou je een app installeren voor éénmalig gebruik? Zeker wanneer je er dan ook nog voor moet betalen. Tenzij je een kick krijgt van het verzamelen van icoontjes op je scherm…

Het heeft dus voor hulpverleners en hun organisaties weinig zin om apps als een soort gadget te zien, in dienst van het eigen prestige of om ‘bij de tijd’ te zijn. Het laten ontwikkelen van een gezondheids-app zal alleen maar zinvol zijn wanneer die kan ‘gedragen’ worden door een organisatie, een groep van hulpverleners of een beroepsgroep. Apps die niet ingebed zijn in bestaande face-to-face of online voorlichting en behandeling zullen hoogstwaarschijnlijk een stille dood sterven.
Zie ook blog van Frank Schalken ‘Help, ik heb nog geen app app’

Wanneer is uitgemaakt dat een app kan bijdragen aan een behandeling of gezondheidsdoelstelling, wanneer er een geschikte doelgroep voor is en er een draagvlak voor bestaat, dan rest nog de vraag hoe de technische ontwikkeling zal aangepakt worden. Kiest men voor een ‘native app’ of een ‘web app’. ‘Native apps’ worden voor specifieke besturingssystemen ontwikkeld. Sinds de hegemonie van de iPhone tot het verleden behoort, ben je eigenlijk verplicht om ook minstens voor Android en Windows Mobile  een aanbod te voorzien. Dat heeft natuurlijk invloed op het kostenplaatje. ‘Web apps’ zijn daarentegen platformonafhankelijk en werken via de internetbrowser van een smartphone, op basis van html5. Ze zijn meer afhankelijk van een internetverbinding, kunnen sneller aangepast worden, maar werken (voorlopig) iets minder vlot dan ‘native apps’. Aanvankelijk konden ze geen gebruik maken van de interne sensoren van een toestel, maar daar zou stilaan verandering in komen. Beide mogelijkheden hebben dus voor- en nadelen.

[pullquote align=”left” type=”simple”]Heleen Ripper op Twitter: ‘m.i. is onderzoek hard nodig om de klinische effectiviteit aan te tonen van al die apps’.[/pullquote]

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *