Onderzoek Matthijs Blankers: online hulp alcohol Jellinek

Blankers onlinehulp alcohol

Matthijs Blankers promoveerde recent aan de Universiteit van Amsterdam met een onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van internetzelfhulp en internettherapie bij alcoholproblemen. Het betreft hier de programma’s: Jellinek online zelfhulp en Jellinek online behandeling.

Grosso modo trekt hij drie belangrijke conclusies: beide interventies zijn effectief, voorafgaande screening leverde (nog) geen factoren op die in voldoende mate konden voorspellen of de interventie effectief zou zijn, en het huidige aanbod kan zeker nog uitgebreid worden.

Effectiviteit

Wereldwijd schat men de ‘behandelkloof’ (het verschil tussen de prevalentie van een aandoening en het aantal personen in behandeling) voor alcoholmisbruik en -afhankelijkheid op 78,1%. Het online aanbod kan zeker deze  ‘behandelkloof’  helpen dichten, wegens de laagdrempeligheid en het grote bereik ervan. Op voorwaarde dat hulp via internet ook effectief is natuurlijk.

Zowel online zelfhulp als behandeling zijn bij Jellinek gebaseerd op een cognitief-gedragstherapeutisch programma. Bij de behandeling wordt een cliënt opgevolgd door een therapeut en vinden er een 7-tal chatgesprekken plaats. Het zelfhulpprogramma (zonder hulpverlener) bleek effectief te zijn voor 30% van de deelnemers, de online behandeling (met begeleiding door een hulpverlener) was tweemaal zo effectief en resulteerde ook in een stabieler effect op langere termijn (een nameting die 6 maanden na de interventie gebeurde).

De zelfhulp is vanzelfsprekend veel goedkoper dan de behandeling. Daarom pleit Matthijs Blankers ervoor om volgens het principe van ‘stepped care’ te werken: eerst online zelfhulp aanbieden, daarna online behandeling en pas als laatste stap een reguliere face-to-face behandeling (eventueel in combinatie met het online programma).

Succes voorspellen?

Omdat er zeer veel kenmerken van deelnemers verzameld werden tijdens het onderzoek, wilde men nagaan of sommige hiervan samengaan met een succesvolle afronding van de behandeling (d.w.z. dat het drinken stopt of binnen de gezondheidsnormen valt). Dat zou natuurlijk ‘matched care’ kunnen ten goede komen, waarbij cliënten een behandeling kan aangeboden worden die het best bij hen past.

Uiteindelijk kwamen er twee kenmerken naar voor: samenwonend versus alleenstaand, en hoge versus lage interpersoonlijke sensitiviteit. De voorspellende waarde was echter niet krachtig genoeg om ze daadwerkelijk als screeningsinstrument te gaan gebruiken in het kader van ‘matched care’. De voorlopige conclusie is dus dat online hulp aan iedereen kan aangeboden worden.

‘Alles kan beter’

Volgens Matthijs Blankers kunnen de mogelijkheden van online interventies verder uitgebreid worden om nog meer mensen op een betere manier te bereiken. Hierbij kan gedacht worden aan: meer gebruik maken van online lotgenotencontact, het toepassen van ‘serious games’, het meer inschakelen van ‘social media’ zoals facebook, en het gebruik van apps op smartphones.

Verder zijn bijna alle online interventies gebaseerd op cognitieve-gedragstherapie en motivationele gespreksvoering. Het zou zeker de moeite lonen om na te gaan welke onderdelen van deze interventies het meest effect hebben en hoe ze verder op maat kunnen gemaakt worden voor cliënten. Er is eigenlijk ook geen reden om niet te gaan experimenteren met andere methodes. Matthijs Blankers vermeldt hierbij de cognitieve hertrainingstaken van o.a. prof. Reinout Wiers.

Het volledige proefschrift van Matthijs Blankers is hier te downloaden als pdf
Interview met Matthijs Blankers (op PSY website)
Artikel over cognitieve hertraining (pdf)

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *